Geliefde gemeente van onze Here Jezus Christus,
Wist jij dat onze diensten beginnen en eindigen met een groet? En wist je ook dat we dat hebben geleerd uit de brieven van de apostelen waar ze beginnen en eindigen met een groet? Weet jij waarom ze dat doen? Ik bedoel maar, een groet klinkt als zo iets alledaags dat je er vaak niet bij stilstaat wat daar de gedachte achter is. Is het gewoon beleefdheid, of is het meer?
Als je elkaar groet, dan zie je de ander. Een begroeting is het begin van contact. Uit begroeting kan vriendschap groeien. Vriendschappen waarin we echt gezien worden, zijn broodnodig. Ik zie het aan mijn kinderen hoe belangrijk een ochtendritueel van begroeting is. Dan komen de jongens op en begroeten ze ons, ze willen ons zien en spreken. Ook Jos van 5 maanden oud die ’s ochtends in zijn stoeltje zit, blijft gespannen naar zijn vader en moeder kijken om begroet te worden. Zie mij! Er zijn psychologische onderzoeken die aantonen dat baby’s een heel arsenaal van trucs bezitten om de aandacht te trekken. De eerste trucjes zijn nog subtiel, maar de laatste truc is huilen en schreeuwen. Beste ouders: ben je bij dat laatste stadium aangekomen dan ben je te laat.
Groeten het is het begin van relatie. Hoe erg is het dat we dit aan het verleren zijn! Maar als we het groeten al verleren, wat moet er dan van echte vriendschap worden? Onze tijd wordt gekenmerkt door onverbondenheid. Mensen leven op hun eigen eilandjes en dat zie je zelfs terug op straat.
En dit zijn nog maar vreemden op straat. Pijnlijker wordt het in je eigen familie, in je eigen vriendenkring, groep collega’s of zelfs broeders en zusters in de kerk als je elkaar niet meer groet. Als je iemand niet meer welkom wilt heten om wat voor reden dan ook. Groeten of niet groeten verraadt veel van onze kijk op de ander. Er zijn zodoende heel wat muren in de kerk. En dan bedoel ik niet perse de verschillende kerkgenootschappen, gereformeerd, evangelisch, katholiek, ik bedoel dan de muren in kerkelijke gemeenten waardoor mensen van elkaar zijn gescheiden en elkaar niet meer groeten.
Een groet is dus meer dan een goede gewoonte of beleefdheid. Groeten is het begin van ontmoeting. Groeten betekent dat je de ander wilt zien. En deze morgen gaan we ontdekken hoe belangrijk de groeten aan het begin van de brieven van de apostelen zijn. Het zijn namelijk niet zomaar de groeten van Petrus, of Paulus, of Johannes; het zijn de groeten namens God. Besef eens hoe de Allerhoogste ons tegemoet komt, met een groet. Een belangrijk signaal dat God vriendschap wil sluiten met ons!
Laten we lezen:
1 Petrus 1:1–2 NBV Van Petrus, apostel van Jezus Christus. Aan de uitverkorenen die als vreemdelingen verspreid in Pontus, Galatië, Kappadocië, Asia en Bitynië verblijven, door God, de Vader, voorbestemd om, geheiligd door de Geest, gehoorzaam te zijn aan Jezus Christus en met zijn bloed besprenkeld te worden. Genade zij u en vrede, in overvloed.
Deze groet is ietsjes uitgebreider dan ons dagelijks hallo. In de tijd van het Nieuwe Testament bestond de aanhef van de brief, ofwel het begin altijd uit drie onderdelen: de afzender, wie heeft de brief geschreven, de geadresseerde, aan wie is de brief geschreven en een groet. Ik wil daar even wat meer achtergrondinformatie bij geven zodat je iets beter kan zien wat er in deze verzen gebeurt:
- De afzender is Petrus. Ik zei al: Petrus doet ons de groeten namens God. En je vraagt jezelf af, welk recht had Petrus dan om die groet namens God te doen. Dat recht had Petrus omdat hij apostel van Jezus Christus is. Apostel betekent: gezondene. Petrus is door Jezus zelf gezonden om het goede nieuws bekend te maken dat God niet langer jou afrekent op je zonden maar vrede met je wilt sluiten dankzij Jezus wonden. Petrus praat niet namens zichzelf. Zijn brief is namens God.
- Petrus schrijft dus een brief. Aan wie? Natuurlijk aan christenen, en zo te zien aan meerdere kerken. Maar waarom gebruikt Petrus daar zoveel woorden voor? Letterlijk staat er: aan de uitverkoren vreemdelingen die verspreid wonen over […], Hoezo uitverkoren vreemdelingen die verspreid wonen? Voor Petrus hebben deze woorden een diepe betekenis. Hij legt eigenlijk uit hoe de christenen zichzelf mogen zien in Christus.
- Ze zijn uitverkorenen. Er staat dat ze zijn voorbestemd door God de Vader. Daarmee bedoelt hij: God kende jullie al voordat jullie bestonden. Hij weet hoe lastig jouw leven soms is, en welke moeite je moet ondervinden. God weet dat allang. Maar hij is wel je Vader die daarin nabij is. En de Vader houdt zich door de Heilige Geest ook bezig met je. Hij is vandaag bezig jou steeds meer naar je toe te trekken. Dat is heiliging. Heiliging is dat je in heel je doen en laten steeds dichter bij God gaat leve. En God heeft een plan met je: dat je steeds meer gehoorzaam wordt aan Jezus. Het bloed dat over ons besprenkeld wordt, markeert dat we van Jezus zijn. Wie in Jezus gelooft is dus omgeven door Gods zorg en opgenomen in Gods plan!
- Maar waarom noemt hij ze vreemdelingen dan? Petrus zegt eigenlijk: als uitverkorene ben je thuis in Gods huis, maar je bent vreemd in deze wereld geworden. Door hun bekering gingen ze zich anders gedragen, dat had enorme impact! Moet je maar eens kijken hoe er over christenen geschreven werd. Er is een brief bewaard gebleven van een Romeinse Gouverneur, Plinius genaamd. Hij schreef 60 jaar na Petrus een brief naar de toen machtigste man op aarde, zijn baas keizer Trajanus. Hij vroeg zich af hoe hij moest omgaan met die christenen. Hij citeert dan een een aantal opgepakte christenen die hun geloof onder druk heeft afgezworen, dit is 112 na Christus
Allen hebben zowel aan Uw beeld als aan de godenbeelden eer bewezen en Christus gevloekt. Zij verzekerden dan, dat hun hele dwaling als volgt was geweest, dat zij gewoon waren op een vaststaande dag voor zonsopgang samen te komen en in beurtzang een hymne op Christus, als op een god, te reciteren en zich door een heilige handeling te verplichten, niet tot enig misdrijf, maar om geen diefstal, roof of ontucht te begaan, geen woordbreuk te plegen, geen opvordering van toevertrouwd goed te verloochenen. Daarna was het hun gewoonte uiteen te gaan en later weer samen te komen om spijs te gebruiken, maar heel gewoon en onschuldig voedsel. En daarmee waren zij opgehouden na mijn edict, waarbij ik volgens Uw instructies verboden had, dat er ‘broederschappen’ zouden zijn.
Je zou zeggen, dat is best typisch christelijk. Ja zeker, maar blijkbaar viel dat gedrag op. Deze christenen deden niet meer mee met de afgodenverering van de Romeinen. Maar dat was geen klein misdrijf. Want het vereren van die goden garandeerde veiligheid voor het land. Christenen vormden een gevaar voor de nationale veiligheid omdat ze de goden niet vereerden. Wat ze wel deden was samenkomen rondom Jezus, van Hem zingen, wat ze wel deden was een goed en zuiver leven leiden, wat ze wel deden was de vriendschap van Jezus delen in brood en wijn. Ze aten samen. Daarover aan het einde van de preek meer.
Dus als christen ben je een uitverkoren vreemdeling. Je bent eigenlijk onderdeel geworden van een ander volk. Het volk van God. En dat is een groot voorrecht,want niemand minder dan God zelf komt in jouw leven! Dat is de betekenis van de groet waarmee de brieven beginnen. Genade en vrede in overvloed. Letterlijk staat er: moge genade en vrede u vermeerderd worden. En nu denk je: moet Gods genade dan groeien? En dan zeg ik nee, niet vanuit God. God heeft in Jezus al zijn genade laten zien: ik begin met jou opnieuw. En wie bij Hem leeft ervaart vrede. Maar wij moeten er in groeien. Ik moet de Woorden van God in mijn hart bewaren zodat ik daaruit ga leven. Ik moet steeds weer tot mijzelf zeggen: God begint ook met mij opnieuw, Hij sluit vrede tussen Hem en mij.
Daarmee kom ik bij de kern van het groeten. Die groet is steeds weer de herinnering dat het goed is met mij en God. God neemt zelf als eerst het Woord! God ziet je! God kent jou en de omstandigheden waarin jij verkeert. Hij houdt van mij. Hij houdt zich met mij bezig en hij gunt me het heerlijke leven. Maar dat heerlijke leven is alleen bij God. Zonder God vind ik niet het ware geluk! En daarin moet ik groeien. Ik moet steeds weer opnieuw, elke dag wanneer ik opsta, weten: God is er nu al en hij begroet mij. Zoals ik mijn kinderen ‘s ochtends begroet, zo groet God mij. Maar waar ik soms door chagrijn en ochtendhumeur wordt beheerst, daar wordt God door niets anders beheerst dan zijn wens om vriendschap te sluiten met jou en mij.
Besef je eens dat dit de rode lijn van de Bijbel is. God wil met je omgaan. In Eden wandelde God met de mens door de tuin. Toen verbrak de mens de vriendschap met God door een diepe vertrouwensbreuk, maar toch zocht God de mensen op: Adam waar ben je? En bedenk je eens hoe God dan verder gaat met Israël. Wordt er niet van Abraham en Mozes gezegd dat God met hen sprak alsof ze vrienden waren? Was David niet een man naar Gods hart? Stuurde God niet telkens opnieuw profeten om zijn koppige volk weer terug te roepen tot hun unieke vriendschap? Misschien begin je nu ook te snappen dat Jezus werkelijk de vervulling is van het Oude Testament. Wij zijn niet in staat vrienden te zijn met God. Maar God kan dat wel met ons en Hij kan van mij ook een betrouwbare vriend maken. Als Jezus na zijn opstanding de leerlingen ontmoet, begroet hij hen met: Shalom! Vrede! Wist je dat dit gewoon een alledaagse begroeting is in het Midden-Oosten? Maar bij Jezus is het niet meer een wens, maar werkelijkheid: vrede! Jezus vervult Gods diepste wens: dat er weer vriendschap komt tussen God en mens. Daarom zegt Jezus tegen zijn leerlingen: vrienden noem ik jullie, en geen slaven.
Ik rond af. Denk nu weer eens aan de christenen die deze brief kregen. Deze uitverkoren vreemdelingen. En bedenk je weer eens hoe die Plinius over de eerste christenen schreef. Het eigenaardige was dat ze bijeenkwamen, samen aten, en zuiver leefden. Weet je wat die christenen deden? Ze deden wat God deed: werken aan echte vriendschap in Christus. Zoals God vrienden was geworden met hen, zo werden christenen echte betrouwbare vrienden van elkaar. En dat is ook onze uitnodiging en roeping: vrienden worden met God, vrienden worden met elkaar! Dat betekent niet dat je met iedereen even hecht moet zijn, maar dat betekent wel dat je je geroepen weet jezelf te verbinden aan de mensen die in Christus jouw broers en zussen zijn geworden. Als onze diensten beginnen met een groet namens God, is dat meteen ook iets dat wij mogen doorgeven. Daarom kent de oude katholieke liturgie ook altijd een moment van onderlinge begroeting: ‘wens elkaar de vrede’ zegt de priester dan. Ieder in de kerkzaal wenst zijn buurman of vrouw dan vrede toe.
Juist in deze tijd van onverbondenheid en lock-down zijn deze woorden actueel. Ik geef je daarom een opdracht. Sta na de dienst erbij stil hoe God jou begroet nog voor jij iets tot Hem zei. Spreek de woorden van Petrus hardop uit. God zegt ook tegen mij: genade en vrede in overvloed. En zie dan eens met Gods ogen naar de mensen om je heen, in het bijzonder de broeders en zusters uit je gemeente: ook voor hen is er genade en vrede!
Ik wil je uitnodigen deze week drie mensen buiten je eigen vertrouwde kring een christelijke groet te brengen, misschien wordt het dan zelfs christelijke vriendschap. Schrijf een wens, een bemoediging, een uitnodiging op een kaart en breng die rond! Met de groeten van God!
Amen